sabato 27 agosto 2011

Tre poesie di Ben Cami



Twee vissers in de stille morgen
Trekken ter visvangst. De Biesbosch
Licht voor hen zijn rustige nevels op
De vissen maken blaasjes in hun slaap,
De paling doet zijn lang lijf trillen
Diep in ’t goor.

Hebben ze alles mee? Het leefnet en het schepnet
Genoeg benzine, lijntjes voor de brasem
Lijntjes voor de voorn? En op hun tocht
Door de morgen die alleen voor vissers
Als een wonder opengaat,
Zuigen ze diep verheugd aan hun eerste sigaret.
Ze speuren naar de lucht, voorspellen
Zuidwestenwind en dat de vis zal bijten.



Due pescatori nel quieto mattino
Vanno a pesca. Il Canneto
Alza per loro le sue calme foschie
I pesci fanno bolle nel loro sonno,
L’anguilla fa tremare il suo lungo corpo
Nel profondo della gora.

Hanno preso tutto con sé? La nassa e il retino
Sufficiente benzina, le lenze per il branzino
Le lenze per il ghiozzo? E mentre passano
La mattina che solo ai pescatori
Si apre come un miracolo, aspirano
Dalla loro prima sigaretta con profonda gioia.
Scrutano l’aria, prevedono
Vento del sud e che il pesce abboccherà.



Daar heb je de reiger aan de overkant.
Hij heeft hen herkend, van ver al
En blijft rustig bij de zaak.

Soms schiet hij uit zijn slungelhouding wakker
Zijn slangehals recht als een hamersteel
Zijn snavel een wapen.
Aldus versteend staat hij een lange wijle,
En stoot toe.

Statig brengt hij zijn vis
Meters ver aan land, laat hem
Los, laat hem
Spartelen in ’t gras.

Zijn hals tussen opgetrokken vleugels
Een slordige S,
In treurende houding
Staat de reiger
Vóór zijn stervend ontbijt.



Ecco l’airone sull’altra sponda.
Li ha riconosciuti, già da lontano
E non si scompone.

A volte si sveglia dal suo portamento altero
Il suo collo lungo dritto come il manico di un martello
Il suo becco un’arma.
Così impietrito sta per un po’,
E colpisce.

Porta maestoso il suo pesce
Alcuni metri più in là sulla terra ferma, lo lascia
Libero, lo lascia
Dibattersi nell’erba.

Col collo tra le ali ripiegate
Un’abbandonata S,
In triste postura
L’airone sta
Davanti alla sua morente colazione.



Voor elke maaltijd moet de snelle snoek
Zijn jongste prestatie verbeteren.

Buiten adem slikt hij, en zinkt dan
Naar zijn groene grot van kruid.

Hij slaapt veel: een heerser.
Hij geniet dieper in zijn droom.

Eenmaal gevangen ligt hij verbaasd,
Haast zonder weerstand te staren.

Je slaat hem met een stomp voorwerp
Dood. Pas dan kijkt hij je aan.



Per ogni pasto il luccio veloce deve
Migliorare la sua ultima prestazione.

Deglutisce senza respirare, poi sprofonda
Verso la sua verde grotta di erba.

Dorme molto: un sovrano.
Gode più a fondo nel suo sogno.

Una volta preso rimane stupito,
A fissare quasi senza resistenza.

Colpendolo con un oggetto ottuso
Lo uccidi. Allora soltanto ti guarda.

Jean Robaey



......................................................................................................................................................
Il poeta fiammingo Ben Cami, nato a Durham in Inghilterra nel 1920 e morto a Aalst in Belgio nel 2004, è autore di tre libri di prosa e di otto raccolte poetiche. Le poesie qui presentate sono tratte da Dittico nordico, Bohumil, Bologna 2007.